Eind 2017 werd de vzw Blauwe Cluster opgericht als een samenwerkingsverband dat zich toelegt op de ontwikkeling en bevordering van economische activiteiten op zee. Ze zijn ervan overtuigd dat verbeterde, sectoroverschrijdende partnerschappen en een nauwere samenwerking tussen kenniscentra en overheidsinstellingen leiden tot nieuwe investeringen en vernieuwende projecten in het Belgische deel van de Noordzee en daarbuiten. Zulke samenwerkingen willen we ook met Reizen naar Morgen stimuleren. Dus vroegen we Caroline Ven, macro-econoom en CEO van de Blauwe Cluster, naar haar aanpak en visie inzake blauwe economie en blauw toerisme.
Doorheen uw loopbaan probeert u zoveel mogelijk welvaart voor zoveel mogelijk mensen te creëren, door economisch beleid en ondernemerschap te laten kruisen. Hoe bent u daartoe gekomen?
Caroline Ven: “Ik heb macro-economie gestudeerd, de wetenschap die zich buigt over hoe een bevolking in welvaart ontwikkelt en hoe de overheid ervoor zorgt dat dit op een goede manier geordend wordt. Welvaartseconomie was een keuzevak, dat gaat over de verdeling van welvaart over de bevolking. De interesse zat er dus al in als student. Nadien heb ik die op verschillende manieren ingevuld tijdens mijn loopbaan.”
Kunt u toelichten wat kustverdediging te maken heeft met blauw toerisme?
Ven: “Als je aan de kust met je rug naar het land staat, zie je de open vlakte van de zee. Dat is wat mensen opzoeken om te ontspannen en even weg te dromen. Maar als je je omdraait en naar het land kijkt, zie je een grote muur van flatgebouwen. Dat is geen duurzame inrichting van onze kustlijn. Want die is zeer gevoelig voor overstromingen door de stijging van het zeepeil en de groter wordende golfslag. Wil je dus naar blauw toerisme kijken, dan moet je ook nadenken over kustverdediging en omgekeerd. Ze zijn met elkaar verbonden. In het verleden werd vaak gedacht aan dijkverhogingen of zeekeringsmuren, zoals de Deltawerken in Nederland, waar men gigantische betonnen structuren heeft neergezet. De visie is doorheen de jaren geëvolueerd. We streven nu naar een meer natuurlijke kustinrichting, zodat je wat mensen zoeken aan de kust – de weidsheid, de gezonde natuur, het mooie uitzicht – combineert in je zeeweringsinfrastructuur.”
Hoe kan die nieuwe visie gerealiseerd worden?
Ven: “Men zal aan een aantal taboes moeten raken en het zal nodig zijn om af te stappen van het puur in stand houden van die harde infrastructuur op de zeedijk, van de manier waarop die hoge gebouwen daar staan. Men zou bijvoorbeeld beter een aantal gebouwen niet opnieuw optrekken, als die serieus aan renovatie toe zijn. Zo wordt opnieuw ruimte gecreëerd voor de natuur en wordt de doorstroming van water naar het hinterland mogelijk. Dit alles op een bijzonder kwaliteitsvolle manier. Andere projecten waarin we nu investeren, hebben betrekking op het tegenhouden van die golfslag. Vroeger was de kustbodem bedekt met natuurlijke riffen. Door het ingrijpen van de mens zijn die helaas tenietgegaan. De natuurlijke riffen willen we herstellen door bepaalde zandbanken artificieel op te hogen. Zo temperen ze de golven die het land raken. We kunnen er ook bepaalde zeedieren en grassen op laten groeien, die de zandbank bijeenhouden. Dat herstelt ook het ecosysteem van de zee zelf. Want al die structuren trekken nieuwe vissen aan en zo komt heel wat nieuw leven tot stand. Daar kan iemand die naar zee komt, omwille van de ontspanning en de natuur, ook veel baat bij hebben. Maar het zal een én-én-verhaal worden. Enerzijds de heilige huisjes, letterlijk en figuurlijk, durven in vraag stellen én anderzijds de traditionele manier van werken met beton laten varen.”
Wat is de meerwaarde van de blauwe economie en de blauwe cluster op lange termijn?
Ven: “De blauwe economie is een heel nieuwe tak. Het gaat niet alleen over de traditionele zeevisserij en de scheepvaart, maar ook over heel wat nieuwe activiteiten. Vaak intersectoraal en gericht op duurzaamheid. Bijvoorbeeld projecten rond hernieuwbare energie. Vlaanderen was wereldwijd pionier in offshore windparken. Met ons klein stukje Noordzee zijn we zelfs de nummer vijf van de wereld op het vlak van energieopwekking op zee. Daarnaast lopen er ook projecten met drijvende zonnepanelen op zee. En we zetten in op waterstofketens. Want om waterstof te maken heb je heel veel water en hernieuwbare energie nodig, en dat hebben wij aan zee. Een andere activiteit is de nieuwe kustverdediging, zoals ik al zei, waaraan mensen uit verschillende sectoren samenwerken. Van mensen met een maritieme achtergrond, die het zeeleven goed kennen, textielfabrikanten die kijken welke ecologisch textiel we kunnen gebruiken om de structuren vast te zetten, tot baggeraars die de structuren bouwen. Dat is een samenspel van nieuwe actoren dat erg veelbelovend is. Nog een andere activiteit is aquacultuur voor de Belgische kust, om mosselen en oesters op een ecologische manier in open water te kweken. Daar komen ook weer vissen op af en dat zorgt voor de gezondmaking van het ecosysteem. Dat zijn een aantal voorbeelden van nieuwe ontwikkelingen op zee, met een toegevoegde waarde van 7,2 miljard, enkel in Vlaanderen. Onze blauwe economie is zelfs groter dan de chemie- en voedingsverwerkende nijverheid, qua toegevoegde waarde én qua tewerkstelling. De blauwe economie zorgt vandaag voor 77.000 voltijdse jobs. Natuurlijk zitten daar ook alle havenactiviteiten bij. Als we de indirecte effecten op toeleveranciers erbij tellen, komen we zelfs aan 150.000 voltijdse jobs. Elke job in de blauwe economie, genereert één extra job buiten de blauwe economie. En elke euro toegevoegde waarde in de blauwe economie genereert bijna een euro bijkomende toegevoegde waarde en welvaart in Vlaanderen. Dat zijn indrukwekkende cijfers.”
En wat is de impact van blauw toerisme?
Ven: “Blauw toerisme zit vervat in die cijfers over jobs en welvaart. Momenteel is er vooral de traditionele invulling van het toerisme: verblijfstoerisme en horeca aan de kust. Wij zijn aan het kijken of we een nieuw soort blauw toerisme kunnen ontwikkelen. Kusttoerisme dat minder afhankelijk is van mooi weer en van massatoerisme op piekmomenten én dat niet zorgt voor een desolate kust tijdens de winterperiode. Een soort allround blauw toerisme.”
Hoe zorgen jullie voor burgerparticipatie bij jullie projecten?
Ven: “We hebben een consortium ‘Design For Public Value’, dat zoekt naar een methodologie om dat te doen. Hoe identificeer je de juiste mensen die op een gestructureerde manier kunnen en willen nadenken over hoe bijvoorbeeld kustverdediging er moet uitzien? Welke bouwstenen en functies moeten opgenomen worden, zodat iedereen er ook de voordelen en de eigen wensen in kan zien? Stel dat je die natuurlijke riffen toch hoger moet maken om genoeg impact te hebben. Dan zou je er een bestemming van kunnen maken waar zeilboten kunnen aanleggen. Dit is een fictief voorbeeld van zo’n bouwsteen die je aan het kustverdedigingsproject koppelt om ervoor te zorgen dat kustbelevers, dat zijn bewoners en toeristen, de meerwaarde van het project zien. En tenslotte, hoe vinden we een manier om al die bouwstenen, al die wensen van iedereen samen te brengen en compromissen te sluiten? Voor die methodologie doen we beroep op de sociale wetenschappen, die alles vanuit psychologisch en sociologisch oogpunt bekijken. We willen ook een soort toolkit maken die het consortium wereldwijd kan toepassen op grote projecten, waar men van bij het begin de inspraak van de burger of van omwonenden wenst mee te nemen.”
Hoe ver staat Vlaanderen met de internationale ambitie voor blauwe economie?
Ven: “Er zijn enkele domeinen waarin Vlaanderen nu al wereldtop is. Het meest bekend zijn onze baggeraars: Jan De Nul en DEME. Zij hebben wereldwijd projecten die regelmatig in het nieuws komen. Daarnaast is er de offshore windenergie. Vlaanderen is pionier, staat nog altijd aan de wereldtop en is nu ook aan het kijken naar andere offshore energiebronnen. Wij zijn ook dé pionier, wereldwijd, die begonnen is met aquacultuur rond windmolenparken. Rond de harde structuren van windmolens kunnen makkelijk mosselen gekweekt worden. Vorig jaar vond een eerste proeverij plaats, onder strikte testcondities, het waren heel kwalitatieve, vlezige mosselen. Zulke projecten zijn stuk voor stuk exportproducten. De blauwe cluster is eigenlijk nog maar twee jaar in volle werking. Wij worden wereldwijd al gevraagd door andere clusters, ook door overheidsinstellingen, voor onze expertise. Ze willen weten hoe wij dit in Vlaanderen aanpakken. Het is duidelijk dat al die activiteiten waar wij mee bezig zijn, toekomstgerichte activiteiten zijn die kaderen binnen de uitdaging van klimaatverandering: hernieuwbare energie, kustverdediging, nieuwe vormen van eiwitrijke voeding uit de zee. Dat zijn zaken met veel maatschappelijk potentieel én enorme economische meerwaarde. Zo kan onze kust een showcase worden en een proeftuin zijn voor de rest van de wereld.”
Hoe zorg je ervoor dat die proeftuin rendabel is?
Caroline Ven: “Het Belgische stuk van de Noordzee is te klein om sommige zaken op te schalen tot een economisch rendabel model. Want het vraagt een enorme investering in onderzoek en ontwikkeling om enkel hier te kunnen uitrollen. Maar als het een proeftuin is die voor verduurzaming zorgt waarvan we hier kunnen genieten én die tegelijkertijd een venster is voor de wereld en toont wat hier mogelijk is, dan is het een win-win. Het kan ook een andere vorm van toerisme zijn, een nieuwe bestemming, om mensen naar ons land te laten kijken.”
Staan we aan het begin van een ander soort globalisering?
Ven: “Door de coronacrisis hebben we plots gemerkt dat de toevoerstromen uit het buitenland, helemaal niet zo evident zijn als we dachten. Niet om kostprijsrekeningen, maar gewoon omdat de grenzen dichtgaan uit veiligheidsredenen. Dus moet je van just-in-time leveringen naar just-in-case. Zorg ervoor dat je zeker bent van de toevoer. Een manier om daar zeker van te zijn, is om meer lokaal te produceren. Meer lokale voedselproductie bijvoorbeeld, of waar nu heel veel discussie over is, bepaalde kritische goederen, zoals mondmaskers of andere gezondheidsmaterialen. Maar lokale productie zal niet aan dezelfde lage prijzen kunnen, die ervoor zorgen dat heel veel mensen er toegang toe hebben. Als je al die zaken plots niet meer op globale schaal gaat aankopen, dan moeten we ook een sociale afweging maken: Hoe zorgen we ervoor dat mensen met lage of zonder inkomens nog mee kunnen in zo’n verhaal? Niet eenvoudig. Ik denk dat het een én-én-verhaal wordt. Enkele kritische zaken kunnen we effectief meer lokaal gaan doen, bijvoorbeeld korte voedselketens, terwijl we toch blijven openstaan voor wat er wereldwijd gebeurt. Ook meerdere leveranciersstromen hebben, maakt je onafhankelijker. Partnerschappen uitbouwen die niet enkel gericht zijn op goedkoop en snel, maar op zekerheid. Dat zal, denk ik, het model van de toekomst worden.”
Hoe kan de overheid helpen bij de verduurzaming?
Ven: “Door de coronacrisis ontstond er een grote nood aan overheidsondersteuning. Geen doekjes voor het bloeden, die herstellen wat we hadden. Wel om eindelijk de bedrijven, de activiteiten van de toekomst te ontwikkelen. Zet bijvoorbeeld middelen in voor nieuwe waterstofproductie en voor de ombouw van onze scheepvaart naar cleanshipping. Want dat vraagt een enorme kapitaalomslag. Zo kan je het oude vervroegd afschrijven en het nieuwe opbouwen met dat herstelfonds. Want we hebben nu de opportuniteit om de omslag te maken.”
Welke methodiek gebruikt u voor cocreatie tijdens cross-sectorale samenwerkingen?
Ven: “Wanneer je mensen uit verschillende sectoren samenbrengt, die elkaar niet altijd kennen, is het belangrijkste ingrediënt vertrouwen. Dat heb je nodig om ideeën met elkaar te delen en om open met elkaar te brainstormen rond een projectidee dat misschien veelbelovend is. Anders ga je die ideeën niet met elkaar delen en het risico nemen dat iemand anders ermee wegloopt. Wij proberen die vertrouwelijke setting op te zetten, waarbij we ontmoetingen faciliteren. In dat opzicht is de coronacrisis een hele uitdaging geweest voor ons. Want via digitale communicatiekanalen is het niet eenvoudig om je ‘one million dollar’-idee te delen wanneer je elkaar niet kent. Bij voorkeur brengen wij mensen fysiek samen in kleinere groepen rond bepaalde thema’s, waarvan wij weten dat zij er gezamenlijk interesse in hebben. We zoeken dan rond die thema’s naar oplossingen en marktmogelijkheden. Wij zorgen er altijd voor dat iemand de voorzet geeft met een presentatie en wat vertelt over eigen ervaringen, zodat er gedeeld kan worden. Want als iemand begint met ideeën delen, wekt dat vertrouwen. Het triggert de anderen om vanuit hun eigen invalshoek te reageren. Dat werkt heel goed. Het zijn dus kleinschalige ontmoetingen in een specifieke setting, waardoor mensen er echt verrijkt uitkomen. Zelfs als ze niet onmiddellijk een nieuw project in gedachten hebben. Ondertussen hebben ze elkaar gezien, gesproken en leren kennen. Hierdoor wordt de weg naar een telefoontje en eventueel een (online) meeting veel makkelijker. Dat is een belangrijke methodiek die wij gebruiken. Maar wij gaan nog verder. Wij zetten ook één-op-één contacten op. Dat werk ook goed, maar veel hangt af van het topic en de juiste interessedomeinen samenbrengen. Het zijn nooit volledige blind dates.”
Heeft corona een momentum gecreëerd om te verduurzamen of wordt het toch weer business as usual?
Ven: “Zoiets als de coronacrisis hebben we nog nooit meegemaakt. Sociaal-economisch lijkt het de impact van de wereldoorlog, ook al is het van een andere orde. Het is vooral een crisis waarvan we weten dat het risico inherent zal blijven bestaan. Pandemieën kunnen plots ontstaan en zich heel snel verspreiden. Iets waar we voordien veel te weinig rekening mee hebben gehouden. Daarom moeten we nadenken over hoe we onze maatschappij, onze samenleving, onze economie inrichten om weerbaar te zijn voor dit soort risico’s. Het echte massagebeuren zal niet meer kunnen op dezelfde manier als we deden. Heel veel mensen, ook bedrijven, die voordien nog wat argwanend waren ten opzichte van werken op afstand, hebben thuiswerk omarmd en versnellen de digitalisering. Dat is een tendens die zal blijven. Dat heeft natuurlijk ook gevolgen voor de inrichting van gebouwen, van kantoren, van hoe we omgaan met mobiliteit. Ik geloof niet dat het openbaar vervoer, voor de eeuwigheid, op dezelfde manier zal blijven bestaan. Als je meer afstand moet houden, ga je eerder naar individueel of naar kleinschaliger vervoer van punt naar punt. Vandaar ook de opkomst van elektrische fietsen en dergelijke meer. Dat zijn allemaal tendenzen die zullen blijven. Als econoom stel ik mij daarbij een grote vraag: hoe gaan we ervoor zorgen dat we die omslag kunnen maken zonder de kosten zwaar op te drijven en zonder dat een deel van de bevolking de prijs daarvoor niet meer zal kunnen betalen? We moeten zorgen dat iedereen mee aan boord kan blijven.”
Mogen we u tot slot nog vragen wat uw meest impactvolle reiservaring tot dusver is geweest?
Caroline Ven: “Dat was een zakenreis, 15 jaar geleden. Ik kreeg toen de uitnodiging van de Verenigde Staten om een international visitors leadership program te volgen. Dat is een manier om het land te leren kennen, in die aspecten die je interesseren. De Verenigde staten had toen een heel levendige, en nu nog altijd, start-up community, gedreven vanuit sociaal ondernemerschap. Ik reisde toen drie weken door de States en leerde het land vanuit een enorme gastvrijheid kennen. Ik kon bij mensen thuis logeren die zich vrijwillig hadden opgeven. Op een ranch in Texas bijvoorbeeld, met grote weilanden vol runderen. Men was daar toen bezig met gas ontwinnen uit de bodem. De gastvrijheid van die mensen om me dat allemaal te tonen, de boeiende ontmoetingen met de Gates Foundation en met topprofessoren aan de universiteiten en met de start-up community, maken dat het een fantastische reis was. Ik heb een land leren kennen in heel veel aspecten, op zeer korte tijd.