Doorheen gans Vlaanderen vind je kwalitatieve congreslocaties vol beleving. 32 ‘venues’ om precies te zijn, in erfgoedlocaties met een unieke impact. Flanders Heritage Venues wil ervoor zorgen dat deze plekken tegen 2030 erkend worden als topbestemmingen voor congresbezoekers van over de hele wereld. Melanie Van Oevelen, Congres Venue Expert bij Visit Flanders, vertelt meer over hun aanpak, hun impact en hoe hun visie aansluit bij die van Reizen naar Morgen.
Melanie Van Oevelen: “Met Flanders Heritage Venues hebben we twee hoofddoelen: kennisdeling en ervoor zorgen dat alle venues een internationale basiskwaliteit bereiken. Overtreffen zelfs. Om dat te bewerkstelligen, bekijken we eerst hoe de internationale markt eruit ziet en hoe we hierop kunnen inspelen. In 2023 hebben we bijvoorbeeld sterk ingezet op digitale transformatie en hybride congressen.”
Wat versta je precies onder ‘basiskwaliteit’?
“We willen ambassadeurs zijn voor de congreswereld in Vlaanderen op het vlak van duurzaamheid en toegankelijkheid. Zo streven we er bijvoorbeeld naar dat zoveel mogelijk venues een Green Key-label kunnen behalen en ondersteunen we hen bij het opstellen van een duurzaamheidsplan.
Tweemaal per jaar organiseren we een bijeenkomst om relevante topics te bespreken. Recent keken we bijvoorbeeld naar AI, iets waar elke sector tegenwoordig mee in aanraking komt, wij dus ook. Of gastvrijheid, wat natuurlijk ook een enorm belangrijk thema is. Niet alleen voor de congresbezoeker, maar ook naar de omgeving en bewoners toe. En daarin zien we dan ook parallellen met Reizen naar Morgen. Begeleiden deden we aan de hand van een workshop ‘Guestology 2.0’. We kijken dan samen hoe je als venue kan inzetten op gastvrijheid, zowel via communicatie als met concrete acties.
Bij deze opleiding werd duidelijk dat de bezoeker centraal staat. In plaats van b2b, is er een focus op h2h of human-to-human. Constant-Lier speelt zo bijvoorbeeld in op de menselijke connecties, en La Brugeoise zorgt ervoor dat iedereen zich tijdens locatiebezoeken welkom voelt dankzij een aangename ontvangstcorner. Een ander voorbeeld is dat van De Hoorn, waar het verhaal van de locatie met de bezoeker gedeeld wordt via storytelling-panelen, zodat ook zij voelen dat ze deel uitmaken van het verhaal.”
Netwerkleden leren niet enkel van jullie en van externe partners, maar ook van elkaar.
“Dat is inderdaad de bedoeling, dat de venues zoveel mogelijk kennis delen. En ook de verschillende uitdagingen op tafel leggen. Een tijdje geleden worstelden enkelen met ‘beleving’: hoe dompelen we de bezoeker best onder in ons (erfgoed)verhaal? Daar werd gezamenlijk over nagedacht en iedereen gaf concrete input. Sommige locaties maken bijvoorbeeld gebruik van QR-codes, anderen gebruiken foto’s van hoe de locatie er vroeger uitzag, zoals Horta Grand Café en La Brugeoise. In de Oude Vismijn in Gent hangt aan hun plafond een groot geraamte van een vis, dat wijst op de geschiedenis van het gebouw als vismijn.”
Hoe probeer je dat unieke van een locatie nog zo veel mogelijk naar buiten te brengen?
“Het hele erfgoedverhaal is heel belangrijk. Daarmee bieden we een unieke beleving aan de gast. Neem het BMCC: een nieuw gebouw, maar het bevindt zich wel midden in het erfgoed van Brugge, met allerlei prachtige uitzichtpunten over de historische stad. Of in C-Mine in Genk, daar heb je heel die mijngeschiedenis die nog duidelijk zichtbaar is. Of de Zebrastraat in Gent, op die locatie was vroeger een zoo. Zij hebben ook overal kunst hangen en elke meetingruimte is genoemd naar de kunstenaar die er wordt tentoongesteld. Bezoekers gaan dus niet gewoon een event bijwonen op een mooie locatie, ze krijgen ook te zien hoe het vroeger was en dat de ziel van de plek er nog steeds leeft.”
De ene locatie is de andere niet. Kan elke venue zomaar toetreden?
“Het Flanders Heritage Venue-netwerk wil echt zorgen voor een beleving die impact heeft bij de congresbezoeker. En om dat te realiseren, moet je over een unieke locatie beschikken. Er moet altijd een link zijn met het Vlaamse erfgoedverhaal, dat is een basisvoorwaarde. Maar we hebben ook een aantal randvoorwaarden. Omdat we focussen op internationale associaties, is het belangrijk dat de venue makkelijk te bereiken is. Zijn er bijvoorbeeld kwalitatieve logiesmogelijkheden in de omgeving van de congreslocatie? Enkele venues zijn ook hotels, zoals Botanic Sanctuary Antwerp en Handelsbeurs Antwerpen (Sapphire House Antwerp). Daarnaast werken de meeste venues samen met hotels in de buurt. Dit wordt vaak samen gecoördineerd met de stedelijke congresbureaus.
We kijken binnen het kader van duurzaamheid ook naar mobiliteit: een congrescentrum mag niet alleen maar goed bereikbaar zijn met de auto. Je moet er vlot geraken met trein, tram, bus of zelfs met de fiets bijvoorbeeld. Hetzelfde met toegankelijkheid: als er op dat vlak weinig mogelijk is, dan kan de venue niet toetreden. Dat kan moeilijk zijn door het erfgoedluik dat eveneens belangrijk is, want het is niet gemakkelijk om aanpassingen te doen in heel oude gebouwen. Maar het is wel degelijk mogelijk. Zo hebben we nu twee venues die een toegankelijkheidslabel hebben: BMCC in Brugge en Tor Central in Genk.”
De focus op de (congres)bezoeker, ondernemer en de plek zelf is duidelijk. Maar wat met de bewoners?
“Naast duurzaamheid en toegankelijkheid, is het vraagstuk rond hoe een venue open te stellen naar de bewoners toe ook heel belangrijk. De Zebrastraat stelt op donderdagavonden bijvoorbeeld een aantal zalen open voor cultuurverenigingen en biedt eveneens woongelegenheid aan. Aan de Oude Vismijn kan je in de zomer genieten van hun zomerbar, Riviera. Deze locatie werkt ook met lokale partners voor techniek en catering. Of bij het BMCC hebben ze bewust gekozen om de eerste verdieping volledig van glas te maken, zodat iedereen gewoon kan binnenkijken. Dat is zich dus letterlijk openstellen voor bewoners en bezoekers.
Het Provinciaal Hof in Brugge is een venue die na vier jaar verbouwingen terug de deuren opende. Zij willen een ‘open huis’ zijn én het huis van de West-Vlaming, terwijl het vroeger enkel toegankelijk was voor het provinciebestuur. Na de renovatiewerken hebben ze aan de wanden waar de schilderijen hangen van de vroegere bestuursleden nu ook foto’s gehangen van hedendaagse West-Vlamingen. Tijdens het openingsfeest was er een Bruggeling aanwezig die vertelde dat ze enorm fier was op het project en zich meteen thuis voelt in de venue. Het Provinciaal Hof heeft trouwens ook een hofcafé waar iedereen altijd terechtkan voor een lekkere lunch of koffie. Dit hofcafé wordt verzorgd via sociale tewerkstelling. Verder wordt hier in het najaar Hof ter Dingen georganiseerd. Tijdens dit festival verzamelt Wim Opbrouck objecten van West-Vlamingen die het leven, wonen en werken van de West-Vlamingen illustreren.”
Het is heel fijn om te zien hoe onze leden omgaan met hun omgeving en de bewoners, en elkaar inspireren. Zo worden de congrescentra niet enkel toegankelijk voor de congresbezoeker, maar bieden ze ook meerwaarde voor de stad en voor de bewoners. Het is onze verantwoordelijkheid om op die manier ons steentje bij te dragen aan een florerend toerisme.”