Het gesprek met Arjan van Dixhoorn vond plaats in onze respectievelijke werkplekken, achter schermen geconnecteerd ergens in thecloud. Had corona de wereld niet op zijn kop gezet, dan zouden we ongetwijfeld ergens op een terrasje in Antwerpen afgesproken hebben. Historicus Arjan Van Dixhoorn woonde en werkte er 11 jaar. ‘Een krachtiger plek kan ik niet bedenken’, zegt hij, ‘mijn ziel ligt daar nog steeds. Ik ben een stadmens’, voegt hij er aan toe, ‘ik voel me thuis in steden als Berlijn, Los Angeles, Antwerpen. Grote steden, met daarin kleinere eenheden die vaak bijna dorps aandoen, een grootstedelijke context maar toch met een zekere gemoedelijkheid.’
Tolerantie voor verval
Wat een stad interessant maakt, is het evenwicht tussen aan de ene kant de ontwikkeling er van – die altijd doorgaat – en aan de andere kant het verval. In Nederland wordt ‘leven’ gezien als ‘verwijderen van alles wat dood is’. ‘Een stad als Amsterdam spreekt mij helemaal niet aan. Ze is kapot gerestaureerd. In België wordt verval getolereerd en dat maakt plekken bijzonder. Ga je het verval helemaal weg restaureren dan verliest die plek zijn ziel. Laat je de plek helemaal verkommeren, dan is er geen leven meer. Dat fragiele evenwicht tussen verval en leven vind ik fascinerend. Je vind het in steden als New York, Los Angeles, Berlijn, Rotterdam… en Antwerpen.’
‘Elk jaar bezoek ik met mijn studenten wereldgeschiedenis de stad Antwerpen. We passeren altijd langs de Oude Beurs in de Hofstraat. De studenten vinden het een prachtige plek. Van op straat kan je niet vermoeden dat er achter de 19de eeuwse gevels een 16e eeuws pand zit met een sfeervolle binnenkoer. Vandaag wonen er kunstenaars. Meestal staat de poort open en kan je er even binnen lopen. Het pand is vervallen, maar als je op die binnenkoer staat, dat heeft zoveel ‘ziel’. Hier ontmoeten Antwerpse kooplieden elkaar en werden deals gesloten. Het is een plek vol herinnering. Elk jaar zijn we blij verrast dat het er nog is.
Van Antwerpen naar Middelburg
Een nieuwe opdracht bracht hem terug naar zijn roots, naar Zeeland. In Middelburg doceert hij sinds 2013 ‘De geschiedenis van Zeeland in de wereld’ aan het University College Roosevelt, een internationale, Engelstalige bacheloropleiding ‘liberal arts and sciences’ van de Universiteit Utrecht in Middelburg.
De verhuizing naar Zeeland drukte hem met de neus op het alomtegenwoordige strandtoerisme, dat sinds decennia een sterke opmars kende. Met een schier eindeloze sliert vakantieparken achter de kustlijn, als de meest zichtbare emanatie daarvan. Daardoor ontstond zijn interesse in de geschiedenis van het toerisme, en zo kijkt hij nu met de bril van een historicus naar de ontwikkeling van toeristische plekken. En dus ook van het toerisme in Zeeland.
Victor Hugo en Zélande
Al snel kwam de vaststelling dat het strandtoerisme een constructie is van na de tweede wereldoorlog. Voordien waren stadjes als Middelburg, Vlissingen en Veere bloeiende centra in een stedelijk cultureel gericht toerisme en kon je Domburg vergelijken met Oostende. Hier kwamen de Europese gekroonde hoofden en de Nederlandse elite naar toe. Zeeland speelde een cruciale rol in de expansie van de Nederlanden in de wereld. Van hieruit vertrokken de expedities van het VOC, en die rijke geschiedenis weerspiegelde zich in Zeeuwse steden, en vooral in Middelburg, dat een echte parel was.’
Het boekje ‘Victor Hugo en Zélande’ van de zoon van Victor Hugo illustreert die beginperiode van het toerisme in Zeeland. Victor Hugo reisde in 1867 – hij leefde toen in ballingschap in Brussel – van Antwerpen naar Zeeland. Het is een reisverslag: Victor Hugo op ontdekkingsreis naar een onbekend land. ‘Het is een ontzettend leuk boekje, geschreven met veel humor en ironie. Het geeft een interessant beeld van het stedelijk toerisme in Zeeland. Ook het Antwerpen van de midden 19de eeuw als vertrek- en eindpunt komt uitgebreid aan bod. Zeker lezen!’
Het trauma van 1940
In 1940 verbrandt het hart van de Middelburgse binnenstad als gevolg van de strijd tussen oprukkende Duitse en terugtrekkende Franse troepen. De mooie binnenstad werd deels vernield, het stadhuis en zijn archief gingen in vlammen op. Heel wat culturele instellingen waren vernietigd of verzwakt. ‘Vandaag zie je daar in de binnenstad niet zo veel meer van. De stad werd terug opgebouwd in een soort ‘historiserende’ stijl. Geen enkele plek herinnert nu aan die gebeurtenis, geen museum dat het verhaal vertelt.’
Naar een liberale cultuur van economische groei
Ook de burgerlijke kosmopolitische cultuur – met het bildungstoerisme – verdween na de oorlog. In de plaats daarvan komt een neoliberale bestuurderscultuur, met de nadruk op economie, efficiëntie en groei. Het massagerichte strandtoerisme paste beter in die visie. Er werd herbouwd en uitgebreid in functie daarvan. ‘De meeste bestuurders hier in Zeeland weten eigenlijk niet meer dat het toerisme in Zeeland oorspronkelijk een stedelijk gericht cultuurtoerisme was.’
Van het verleden naar de toekomst
Een belangrijke vaststelling is dat het stedelijk toerisme van voor de tweede wereldoorlog, een boost gaf aan het culturele leven hier in Zeeland, aan musea en allerlei culturele instellingen die het levenslicht zagen. Het toerisme pookte het culturele leven op. Het strandtoerisme van vandaag draagt niets meer bij tot de culturele ontwikkeling van een stad als Middelburg. Eigenlijk spelen de Zeeuwse stadjes in het toerisme geen rol van betekenis meer. Getuige de toeristische infrastructuur vandaag – hotels en restaurants – die er onbetekenend is. Het overheersende narratief van massatoerisme gericht op zee en strand leidt tot een enorme druk op het landschap. Zeeland was ooit de tuin van Nederland, vandaag is dat natuurlijk landschap opgeofferd aan de inplanting van alsmaar meer vakantieparken. Het ondermijnt de oorspronkelijke reason to come – de schoonheid van de natuur en de rust – voor de bezoeker. Maar ook de omgevingskwaliteit van de inwoners neemt alleen maar af. Zij ondervinden weinig of geen meerwaarde van dit massastrandtoerisme. Vooral de kapitaalkrachtige investeerders in vastgoed zijn hier de winnaars.
On the beaten track
Mensen gaan op zoek naar een ongerepte plek off the beaten track. Dat idee stamt uit de 19 de eeuw. Het is een soort ‘inherente eis aan de toerist, een culturele norm’, waarrond zich instellingen hebben ontwikkeld, zoals uiteindelijk ook de Lonely Planet. Maar het zoeken naar plekken off the beaten track leidt ons onvermijdelijk in de val. De komst van toeristen verandert de plek en maakt ze minder ‘ongerept’. Dit brengt weer een stroming op gang weg van deze plekken. Zo leidt de off the beaten track beweging tot steeds meer beaten tracks.
‘Vanuit een historisch en sociologisch oogpunt is het duidelijk dat als je een toeristische plek ontwikkelt, je per definitie een beaten track creëert. Het is daarom belangrijk dat deze ontwikkeling een interessante plek voortbrengt, die ook op langere termijn relevant blijft en die bijdraagt aan de lokale gemeenschap.’
Vrede van Parijs: 700 jaar later
Met een groep van lokale plekhouders, onder wie Gerard van Keken, een expert op het gebied van toerisme en ‘de ziel van een plek’, hebben ze de handen in mekaar geslagen en willen ze het stedelijke cultuurtoerisme in Zeeland terug nieuw leven in blazen. De 700ste verjaardag van de Vrede van Parijs (1323) is een mooie gelegenheid om een overkoepelend verhaal over de Schelderegio te brengen. Het verhaal van een historisch cultuurlandschap. Zo is het ontstaan van Zeeland als graafschap het gevolg van oorlogen tussen Vlamingen en Hollanders die al begonnen in de 12de eeuw. De zeeslag bij Zierikzee van 1304 leidde tot een Frans/Hollandse overwinning en in de Vrede van Parijs moest de graaf van Vlaanderen afzien van zijn leenrechten op Zeeland en erkende hij de rechten van de graaf van Holland/Henegouwen als graaf van Zeeland. ‘Mijn doctoraatstudent Jurian Bazen heeft ontdekt dat het Verdrag van Parijs niet alleen de stichting van het graafschap Zeeland inhield, het hertekende meteen ook geopolitiek de hele Schelderegio tot in Valenciennes. En dat had te maken met de graven van Henegouwen. Zij waren rond 1300 graven van Holland geworden en droomden van een lange corridor langs de Schelde van Alkmaar via Zeeland, het Land van Waas en het Land van Aalst tot in Valenciennes. Henegouwen als een langgerekte staat. En dat is hun bijna gelukt, want ze hadden claims op de Vier Ambachten (nu deels Vlaanderen, deels Zeeuws-Vlaanderen), en op het land van Waas en het land van Aalst. Maar met het Verdrag van Parijs moesten ze die aspiraties opbergen, en moesten ze bovendien Geraardsbergen afstaan. Ze hebben wel de claim op Zeeland kunnen behouden, dat werd dus een graafschap onder de Henegouwers.’
Plekken van herinnering
Op basis van het lopend onderzoek door Jurian Bazen zijn we nu een vertaling aan het maken van dit verhaal naar een breed publiek. Het Verdrag dient als script om plekken met elkaar te verbinden: Middelburg, Zierikzee, Geraardsbergen, Doornik, Rijsel, Valenciennes, en om nog te onthullen redenen, zelfs Genua. ‘We zijn een netwerk van lokale partners aan het uitbouwen om plekken van herinnering op te zetten. Door kunstenaars samen te brengen met lokale mensen willen we creativiteit laten opborrelen. We willen de ziel van de plekken terug zichtbaar maken. Plekjes die nu verstopt zijn en vergeten. We willen ze terug mooier maken en toegankelijk. Toerisme kan in dat opzicht een goede motor zijn om een plek op een positieve manier te ontwikkelen en te verrijken. We hopen alvast op Europese steun voor dit project, via het Interreg-programma of Creative Europe, en op samenwerking met Toerisme Vlaanderen.’
De rol van de historicus
‘Zo kom je als historicus dan plots in de wereld van het toerisme terecht’, lacht Arjan. ‘Maar ik ben er wel van overtuigd dat we een belangrijke meerwaarde kunnen leveren. Het is belangrijk om vanuit de geschiedenis van een plek te kijken naar de toekomst. En die bril kunnen wij scherp stellen. Er worden in toerisme vanuit marketingperspectief vaak heel oppervlakkige verhalen verteld. Het is belangrijk om authentieke verhalen te vertellen, zeker als je cultuurgerichte bezoekers wil bereiken. In de aanvang van het toerisme in Zeeland waren het trouwens historici die de reisgidsen schreven. Je kan die verhalen voor een stuk uit de herinnering van de lokale bevolking halen. Maar wel opletten, je komt hier vaak uit bij geijkte verhalen en mythes. En historici kunnen helpen om die te doorprikken.’
Arjan van Dixhoorn studeerde af als sociaal-economisch historicus aan de Universiteit Utrecht. Nadien promoveerde hij met een proefschrift over de rederijkerskamers aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Postdoctorale onderzoeks- en werkopdrachten brachten hem naar steden als Los Angeles, Berlijn en Antwerpen. Sinds 2013 is hij bijzonder hoogleraar in de Geschiedenis van Zeeland in de Wereld aan het University College Roosevelt (Universiteit Utrecht) in Middelburg. Daar werd hij getroffen door de impact van het hedendaagse kusttoerisme op de ontwikkeling van Zeeland. Vanuit een historische insteek, slaat hij samen met een aantal andere lokale plekhouders de hand aan de ploeg om het cultuurtoerisme terug voet aan grond te laten krijgen in Zeeland
Greet Vandenrijt houdt van reizen. Jezelf verplaatsen in een onbekende context, onderdompelen in een andere taal en cultuur, in beweging zijn, kijken vanuit een ander perspectief …
Al meer dan 20 jaar werkt ze bij Toerisme Vlaanderen aan het vorm geven van een sterke reisbeleving in Vlaanderen. En om die reisbeleving ook voor iedereen mogelijk te maken. Als verhalenwever wil ze de kracht en de impact van reizen laten spreken via de verhalen van reizigers en vakantiemakers.