Om tot een toekomstbestendig toerisme te komen, kun je soms ook even terugkijken naar het verleden. Al eeuwenlang worden er in onze contreien tijdloze kunstwerken en prachtige erfgoedlocaties in ere gehouden. Met het project ‘Vlaamse Meesters op hun plek’ treed je als bezoeker zelfs letterlijk in de voetsporen van de grootste kunstenaars van onze regio.
Vlaamse Meesters, dat zijn namen als Rubens, Bruegel, van Eyck… die al honderden jaren weerklinken in de kunstgeschiedenis. Deze koplopers binnen bewegingen als de Vlaamse Primitieven, de renaissance en barok lieten zich inspireren door onze Vlaamse velden, rivieren, kerken en markten. Het gevolg was kunst (met de grote K), gekend over de hele wereld.
Maar, nergens beter dan thuis, dachten ze bij Openbaar Kunstbezit Vlaanderen (OKV). In 2018 zette de vzw, die ook een tweemaandelijks kunst- en erfgoedtijdschrift uitbrengt, een hefboomproject op met Toerisme Vlaanderen. Het doel? De Vlaamse Meesters op hun plek zetten. “Over de hele wereld kun je Vlaamse Meesters terugvinden in musea. Maar met dit project willen we ze tonen op de plek waar ze het sterkst mee verbonden zijn”, zegt Veerle Viaene, coördinator van het project bij Toerisme Vlaanderen. “Je kijkt naar het werk, op dezelfde plek als de kunstenaar toen hij het maakte. Je ziet bijvoorbeeld dezelfde lichtinval door het raam. De betekenis van het werk voor die plek wordt ook duidelijker. Vaak werd er een bepaald Bijbels tafereel afgebeeld, waarmee de kunstenaar een verhaal wilde vertellen aan ongeletterden. Werkelijk een unieke ervaring.”
Nog één levende Vlaamse Meester
Toen OKV startte met het project, kon je op 45 plekken de kunstwerken en hun wortels ervaren. Toerisme Vlaanderen besliste om ook zijn schouders onder dit project te zetten en ondertussen is het aantal gestegen naar een honderdtal. In de Sint-Janskerk en Onze-Lieve-Vrouwe-Over-De-Dijlekerk in Mechelen vind je bijvoorbeeld werken van Rubens. Voor een van Dyck moet je dan weer in Gent of Kortrijk zijn.
Zo vind je over heel Vlaanderen unieke stukken terug. Niet alleen in kerken, maar ook in abdijen, kastelen en op andere niet-religieuze plekken, zoals kunstenaarshuizen. “Hier woonden en werkten de kunstenaars. Bijvoorbeeld de Meesters aan de Leie, verbonden aan de Latemse School”, aldus Veerle. “Gust de Smet was een van hen. Hij trok van Gent naar het platteland, of Sint-Martens-Latem, en richtte daar samen met tijdsgenoten een commune van kunstenaars op. Zijn huis staat er nog, en je kunt er ook zijn werken zien hangen. Er woont overigens op dit moment nog een levende Meester aan de Leie, Martin Wallaert. Die kun je dus nog ontmoeten.”
Niet elk kunstenaarshuis heeft nog een Meester rondlopen, natuurlijk. Het zijn veelal vrijwilligers of nazaten van de Vlaamse Meester die de plek onderhouden. “De plekhouders zijn een essentieel onderdeel van het project. Zij zijn naast bewaarders van de plek ook diegenen die het verhaal vertellen”, aldus Veerle. “Het is heel belangrijk dat ze nauw betrokken blijven. Daarom zetten wij netwerken op om hen samen te brengen. Hier kunnen ze bespreken hoe ze elkaar kunnen versterken en op welke manier dit een meerwaarde kan bieden, want vaak hebben deze plekhouders dezelfde noden.”
Slow looking
De nodige aandacht gaat eveneens naar wie in de buurt woont van zo’n authentieke kunstplek. “Ook bewoners kunnen ontdekken dat een van de Vlaamse Meesters zich gewoon om de hoek bevindt. Je gaat op reis naar landen als Italië, waar er natuurlijk heel wat kunst te ontdekken valt, maar we willen dat de Vlaming net zo trots is op de Vlaamse Meester die in zijn dorpskerkje hangt. We horen gelukkig wel van bewoners hoe vereerd ze zijn dat we die kunstwerken en de plek zo waardevol vinden. Er is veel appreciatie voor de moeite die erin gestoken wordt om zelfs internationale bezoekers uit te nodigen om hun dorp of stad te bezoeken.”
En de bezoekers, die kunnen de omleiding richting deze prachtige plekken op prijs stellen. Veerle: “We kregen al te horen dat deze bezoekers het fijn vinden dat ook het minder gekende onder de aandacht wordt gebracht. En dat je niet noodzakelijk naar een museum moet gaan om een Vlaamse Meester te zien. Zo creëer je een soort van slow looking: als je in een kerk één of twee werken hebt hangen, ga je echt de tijd nemen om die heel goed te bekijken. Dat maakt het ook wel toegankelijker. Want voor sommige mensen kan twee uur lang rondwandelen in een museum een grote drempel zijn.”
En als je nadien de plek verlaat, kun je in de buurt gewoon even iets gaan drinken. “Dat communiceren we trouwens naar de bezoeker: maak in de buurt eens een fijne wandeling of fietstocht. We proberen zo goed als mogelijk het volledige aanbod voor bezoekers rond die plek mee in de kijker te zetten.”